Index brengt medicijn dichterbij de armsten
Twee jaar geleden ontketende Wim Leereveld vanuit een klein kantoortje in Haarlem een kleine revolutie in de geneesmiddelenindustrie door voor het eerst een top-twintig te publiceren van farmaceutische bedrijven, de Access to Medicine Index. De Index die laat zien in welke mate medicijnen beschikbaar zijn voor de armsten, sloeg in als een bom. Het maakte de Haarlemmer, met de zegen van Bill Gates, in één klap tot één van de belangrijkste mensen in deze sector. ‘Als iemand weet hoe je de farmaceutische bedrijven aan de gang kunt krijgen dan ben ik het wel.’
In de Access to Medicine Index worden de grootste farmaceutische bedrijven afgerekend op hun inzet voor de ontwikkelingslanden. Wie doet het goed en wie doet het slecht? Sinds de eerste Index medio 2008 werd gepubliceerd is voor iedereen klip en klaar dat nummer één, GlaxoSmithKline, zich veel meer gelegen laat liggen aan de Derde Wereld dan Schering-Plough, dat op de twintigste plek eindigde. De volgende Index, die nog meer bedrijven zal omvatten, wordt in juni verwacht. Bedrijven houden de adem in. Het initiatief van Leereveld kreeg, na aanvankelijke terughoudendheid, steun van een breed scala aan organisaties waaronder de Bill & Melinda Gates Foundation en de Clinton Foundation. Maar ook de Britse en Nederlandse regering en de Wereld Gezondheids Organisatie (WHO) van de VN doen mee.
Waar gaat het je uiteindelijk om met deze index?
‘Er zijn twee miljard mensen in ontwikkelingslanden die geen toegang hebben tot medicijnen. Een aantal van hen gaat dood omdat ze bijvoorbeeld geen antibiotica kunnen aanschaffen. Dat is een onverdraaglijke gedachte. Ik realiseerde me dat ik me in een unieke positie bevond: ik kende de wereld van de farmaceuten wellicht nog beter dan de industrie zichzelf kent. Dus als iemand weet hoe je ze aan de gang kunt krijgen dan ben ik het wel. Ik heb een missie: die twee miljard mensen moeten toegang krijgen tot medicijnen.’
Je denkt dat te bereiken met deze Index?
‘Ik heb vijftien jaar lang data verzameld over deze bedrijfstak, ik ken die sector op mijn duimpje. De branche is overzichtelijk: de twintig grootste bedrijven coveren tachtig procent van de markt. Dat zijn tegelijk ook de ‘research houses’, de bedrijven die onderzoek doen naar nieuwe medicijnen. Als er iets nieuws op de markt verschijnt, dan is dat meestal afkomstig van deze twintig. Tot nu toe richten ze zich vooral op medicijnen voor het kapitaalkrachtige westerse publiek. Ook de research is voor een belangrijk deel gericht op deze doelgroep. De vraag is nu: hoe kun je er voor zorgen dat de industrie ten eerste research gaat doen voor medicijnen voor tropische ziektes en ten tweede hun medicijnenpakket in de Derde Wereld aanbieden tegen betaalbare prijzen? Nu, dat willen we bereiken door ze ervoor te belonen! Dat is namelijk precies wat deze Index doet. Een bedrijf met een goede manier van ondernemen komt hoog op de Index. En steeds meer grote beleggers kijken bij hun investeringen naar de Index. En hoe meer er naar kijken, des te meer wint de Index aan gezag.’
Hoe reageerden de farmaceutische bedrijven?
‘In eerste instantie kritisch en afwachtend. Maar inmiddels zijn ze actief geworden. Pfizer, met tachtig miljard dollar omzet het grootste farmaceutische bedrijf ter wereld en nummer zeventien op de Index, reageerde als door een wesp gestoken met een ingezonden brief in de Financial Times. Het bedrijf beweerde dat de gehanteerde methodologie niet zou kloppen. Inmiddels zijn de brievenschrijver en zijn collega’s verdwenen bij Pfizer. Recentelijk kondigde Pfizer samen met Bill Clinton vol trots aan dat er in een aantal ontwikkelingslanden een aanzienlijke prijsverlaging voor aids-medicijnen zal komen. Volgens de WHO is dit het rechtstreekse gevolg van de lage klassering op de Access to Medicine Index. Door de steun van grote beleggers is de Index een belangrijk lijstje geworden. Op hun websites kondigen bedrijven aan zich te schikken naar de Index. Ook Pfizer. Maar niet alleen laaggeklasseerde bedrijven komen in actie, ook de nummer één. Tijdens een lezing op de Harvard universiteit referereerde de nummer één GlaxoSmithKline, aan de Index door te vertellen dat ze nummer één willen blijven. Het bedrijf begrijpt dat dit niet zal lukken als ze nu niets doen.’ Je kijkt wat er binnen het bestaande systeem aan winst te behalen is? ‘Ja, ik ben zakenman, ik ben pragmatisch. Er is tot nu toe vooral tegen de farmaceutische industrie aangeschopt. Dat werkte tot op zekere hoogte, maar is nu contraproductief geworden. Er is heel veel kritiek dat de farmaceutische bedrijven niet genoeg doen voor de ontwikkelingslanden. Op dat moment zeg je ook: er is dus kennelijk iets te halen bij die bedrijfstak. Toen dacht ik: wat willen we dan van ze en kunnen we ze in die richting duwen op zo’n manier dat ze er zelf ook voordeel bij hebben. Dat laatste moet, want anders doen ze het niet. Ze zijn best van goede wil, maar het blijven commerciële bedrijven. Je moet ze dus helpen.
Hoe kun je ze het beste helpen?
Door ze met elkaar te vergelijken in wat ze doen in ontwikkelingslanden. Wat je dan ziet is dat het ene bedrijf heel veel doet en het andere heel weinig. Als je dat op de kaart zet, heb je de poppen aan het dansen. Dat is een heel andere invalshoek dan gebruikelijk.’ Wat meet je eigenlijk precies? ‘Hoe doet een bedrijf het op het gebied van patenten. Is men bereid belangrijke patenten in bepaalde landen onder bepaalde voorwaarden vrij te geven? Hoe doet men het op het gebied van research naar verwaarloosde ziektes? De Index wil precies omschreven hebben naar welke ziektes er research wordt gedaan. Hoe doen ze het op het gebied van prijzen? Hebben ze verschillende prijzen voor verschillende landen? Als één bedrijf in veertig landen verschillende prijzen heeft en een ander maar in drie, dan wegen we dat mee. Door dat op tafel te leggen kan een bedrijf niet wegkomen met het verhaal dat het hanteren van veel verschillende prijzen onmogelijk is. Waarom kan het andere bedrijf het dan wel? Sommige bedrijven zeggen dat het onmogelijk is om een geneesmiddel gekoeld in Afrika te krijgen. Andere bedrijven kunnen dat wel. Dus het is mogelijk. Dan wordt het bedrijf dat zegt dat het niet kan, gedwongen dit ook te gaan doen. En het bedrijf dat dit al deed, wordt gedwongen weer iets nieuws te bedenken. Zo komen we steeds verder.’
Waarom zou een farmaceutisch bedrijf zijn best doen om hoog te eindigen in de Access to Medicine Index?
‘Ze doen er alles aan, allereerst omdat beleggers zich er door laten leiden. Er zijn nu al zeventien grote beleggers met een totaalvermogen van 1600 miljard dollar die zich onder andere door de Index laten leiden.’ Waarom? ‘Omdat beleggers inzien dat als je niet naar de ontwikkelingslanden toegaat, je de toekomst van het bedrijf op het spel zet. De markt hier is verzadigd. Bedrijven die actief zijn in de Derde Wereld, zorgen ervoor dat ze ook in de toekomst een afzetmarkt hebben. Door nu al op die markten te opereren, heb je bovendien een betere kans op een plek in die markt. Punt twee: die beleggers beleggen niet alleen in farmaceuten. Ze beleggen bijvoorbeeld ook in Coca Cola. Maar wat heeft het voor zin om in Coca Cola te beleggen als de aidsepidemie in Afrika doorgaat? Uiteindelijk zullen die mensen sterven en geen geld kunnen besteden aan Coca Cola. In die zin is de farmaceutische bedrijfstak een sleutelindustrie: met een grotere en gezondere wereld kunnen beleggers meer business maken.’ Ook image speelt een rol? ‘Zeker. Als een bedrijf zakt op de lijst is dat slecht. Zo’n index wordt natuurlijk ook door regeringen bekeken. Als een bedrijf dan toegang wil hebben tot, zeg, de Indiase markt, is het heel goed voorstelbaar dat de regering van India zegt: zorgt u eerst maar eens dat u een beetje beter scoort op de Index.’
Wat zijn de resultaten tot nu toe?
‘Bij de eerste Index werkten slechts elf van de twintig bedrijven mee. Nu doen ze allemaal mee. De grootste groep bezoekers van onze website zijn de bedrijven zelf. Ze zijn er zich in gaan verdiepen. Bepaalde bedrijven maken al de opmerking: jullie vragen nogal wat. Ze realiseren zich dat ze bepaalde zaken niet op orde hebben en gaan er mee aan de slag. We worden steeds belangrijker: we hebben nu drie hoofdsponsoren, waaronder de Bill and Melinda Gates Foundation. We krijgen ook steun van de Britse en Nederlandse regering en de WHO. En dan zijn er dus de beleggers, die de Index gebruiken om bedrijven op aan te spreken: een bedrijf dat laag scoort loopt de kans dat de beleggers hun aandelen verkopen. PGGM maakt zo al gericht gebruik van de Index.’ Wat gaat de WHO met de Index doen? ‘De WHO weet precies wat het per land van de bedrijven wil. De WHO praat nu mee over de wegingsfactoren in de Index, ze werken er dus actief aan mee. Daardoor krijgt de Index meer invloed. De actieve steun van de WHO was minstens zo belangrijk als de steun van Gates. Het betekent nogal wat als je de grote beleggers, de industrie en de WHO op één lijn kunt krijgen.’ Volgens SOMO gebruikt de industrie inwoners van arme landen als proefkonijn voor hun nieuwe medicijnen, zonder rechten of bescherming. Wordt dat ook meegewogen in de Index? (*) ‘Deze kritiek is al langer bekend. Je moet dan wel precies kunnen zeggen welk bedrijf wat doet, anders voelt niemand zich aangesproken. We wegen alleen de dingen mee die je kunt meten. Een aanklacht telt niet, er moet een echte juridische veroordeling zijn. Anders ga je iets meewegen wat achteraf misschien niet waar blijkt te zijn. En het is echt niet zo dat een mannetje in Haarlem in zijn eentje gaat zitten bepalen wat er in die index wordt gewogen. Dat doet een groep wetenschappers, en praktijkdeskundigen, mensen van de London School van Economics, de WHO, topmensen in hun vakgebied.’ Dit "index-model" is ook toepasbaar voor andere sectoren. ‘Ja. Er wordt ons steeds meer gevraagd om daarover na te denken. Inmiddels heeft Bill Gates zelf opdracht gegeven om Gain (Global Alliance for Improved Nutrition) te sponsoren. Gain is een groot conglomeraat van voedselproducenten, de Unilever’s en Danone’s van de wereld. Gain stuurt aan op een index voor de voedselindustrie, naar ons voorbeeld. We hebben laten zien dat ook een grote bedrijfstak als de farmaceutische industrie in beweging te krijgen is. Dat is nieuw: er is nu een methode om de private sector aan te sturen.’
Wanneer gaan de Derde Wereldbewoners nu betere toegang tot geneesmiddelen?
‘Zo snel gaat het niet. De twee miljard mensen die nu nog verstoken zijn van medicijnen zijn morgen niet geholpen, helaas. Daar gaan jaren overheen. Als de farmaceutische bedrijven nu de knop indrukken om nieuwe medicijnen te ontwikkelen, komt er pas over twaalf jaar iets uit. Maar als je nu die knop niet indrukt gebeurt er nooit wat.’ Wim Leereveld (15 augustus 1951) studeerde andragogie, maar maakte die studie niet af. Hij werd artsenbezoeker en vervolgde in de jaren tachtig zijn carrière als uitgever van farmaceutische data, eerst bij Bugamor, later bij Walsh International. Toen Walsh naar de beurs ging, verkocht Leereveld zijn aandelen en kon de rest van zijn leven anders gaan indelen. Na "nine-eleven" wist hij het precies: ‘Wij in het Westen kunnen niet op een eilandje blijven zitten en kijken hoe de rest van de wereld crepeert. Farmaceutische bedrijven kunnen een veel grotere rol spelen in de beschikbaarheid van medicijnen voor arme mensen." Hij bedacht en lanceerde de Access to Medicine Index die laat zien hoe bedrijven bijdragen aan de beschikbaarheid van medicijnen voor iedereen.
Bron: Onze Wereld
Related news
-
Datahonger wint het van medisch beroepsgeheim in Europese wet voor gezondheidsdataGeplaatst in categorie:OpinieIrene SchipperIrene Schipper
-
Maatschappelijke organisaties roepen de EU op om de belangen van patiënten en burgers centraal te stellen in de European Health Data SpaceGeplaatst in categorie:Gepubliceerd op:Verklaring
-
Bij kankermedicijn Trodelvy is alles gericht op de aandeelhoudersGeplaatst in categorie:Opinie