Dwing bedrijven iets te doen aan dwangarbeid
Deze week deed de Duitse mensenrechtenorganisatie ECCHR(opens in new window) bij het Nederlands Openbaar Ministerie tegen een aantal kledingbedrijven vanwege dwangarbeid in de productieketens. ECCHR vraagt, in samenwerking met het Amsterdamse advocatenkantoor Prakken d’Oliveira, het OM een strafrechtelijke procedure te starten tegen deze bedrijven. SOMO is zeer enthousiast over deze zaak. Bedrijven met de wet in de hand dwingen tot verantwoord ondernemen, dat is waar we naar toe moeten. De wereldwijde kledingindustrie heeft een notoire reputatie van grove uitbuiting en schendingen van arbeidsrechten. Na Shell zijn de C&A’s van deze wereld aan de beurt.
ECCHR stelt dat kledingbedrijven mogelijk schuldig zijn aan uitbuiting en slavernij van Oeigoeren in de Chinese provincie Xinjiang en in andere regio’s. Honderdduizenden Oeigoeren verrichten dwangarbeid op katoenvelden, in spinnerijen en in kledingfabrieken. Daarnaast zitten naar schatting meer dan een miljoen Oeigoeren vast in Chinese interneringskampen.
ECCHR noemt C&A, Nike, Patagonia en State of Art in de aangifte bij naam. Het is echter zeker dat het om een veel grotere groep bedrijven gaat. China is namelijk de grootste katoenproducent ter wereld. Een vijfde van de wereldwijd geproduceerde katoen komt uit Xinjiang. Katoen, garens en stoffen uit Xinjiang worden in talloze eindproducten verwerkt. De route kan verschillen. Westerse kledingmerken doen in sommige gevallen direct zaken met Chinese bedrijven die productielocaties in Xinjiang hebben. In kopen zij hun producten in bij fabrieken in bijvoorbeeld India, Pakistan en Sri Lanka die hun garens en stoffen uit Xinjiang halen.
Helaas is het bijzonder lastig om aan te tonen welke bedrijven als (directe) afnemers bijdragen aan deze misstanden. De industrie wordt gekenmerkt door onnodig complexe bedrijfsstructuren, opzettelijk lange productieketens en vertrouwelijkheid van bedrijfsgegevens wordt fel gekoesterd. Kledingbedrijven geven onvoldoende inzicht in de herkomst van de grondstoffen (zoals katoen) en materialen (garens, stoffen) van hun eindproducten (kleding, huishoudtextiel). Ook delen ze onvoldoende informatie over precieze productielocaties en arbeidsomstandigheden.
De kledingindustrie kent veel vrijwillige verbeterinitiatieven, maar deze dragen slechts mondjesmaat bij aan de hoognodige verbeteringen in arbeidsomstandigheden.
Een aantal van de in opspraak gekomen Chinese bedrijven staat op de productielocatielijst(opens in new window) van het Nederlandse kledingconvenant. Maar niet in alle gevallen valt te herleiden welke convenantsbedrijven bij deze Chinese producenten afnemen.
Initiatieven als Ethical Trading Initiative (ETI) en amfori publiceren helemaal geen informatie over de toeleveranciers van de bij hen aangesloten bedrijven.
Het is niet alleen de industrie die willens en wetens verhult waar en hoe producten gemaakt worden. Ook de huidige Europese douanewetgeving is debet aan het gebrek aan openheid door vertrouwelijkheid van bedrijfsgegevens voorop te stellen. Concrete informatie over de links tussen producenten en importeurs is niet toegankelijk terwijl landen als de VS, India en Brazilië deze informatie wel vrijgeven.Aanscherping van Europese douanewetgeving is dringend nodig. In de tussentijd probeert SOMO middels een Wob-verzoek meer inzicht te krijgen.
Daarnaast is IMVO-wetgeving nodig op nationaal, Europees en internationaal niveau. Minister de Bruijn kondigde vorige week aan niet langer op Europa te willen wachten en gaat de invoering van een Nederlandse wet voor verantwoord en duurzaam ondernemen voorbereiden. Een geweldige stap. Wij roepen de minister op om zich daarbij hard te maken voor een brede reikwijdte, maximale ketentransparantie en strafrechtelijke vervolging van bedrijven en hun bestuurders mogelijk te maken.
Het is hoog tijd dat kledingbedrijven er strafrechtelijk of met andere wettelijke middelen toe gedwongen worden om verantwoordelijkheid te dragen voor het naleven van mensenrechten in alle schakels van hun productieketens, tot aan de katoenproducenten aan toe.
Een korte versie van dit opinieartikel verscheen op 6 december 2021 in het NRC Handelsblad(opens in new window) .
Meer informatie nodig?
-
Joseph Wilde-Ramsing
Advocacy Director
Partners
Gerelateerde content
-
Spinning Around Workers’ Rights Gepubliceerd op:Martje TheuwsGeplaatst in categorie:PublicatieMartje Theuws
-
Pauline OvereemGeplaatst in categorie:PublicatiePauline Overeem
-
Rechtbank tikt ministerie van Financiën op de vingers in zaak katoenimport uit XinjiangGeplaatst in categorie:NieuwsLydia de LeeuwGepubliceerd op: