FGG-alliantie: Ploumen, stop kaalslag ontwikkelingssamenwerking en waarborg sociale winst
Op donderdag 23 mei bespreekt de Tweede Kamer de nota ‘Wat de Wereld Verdient’ van minister Ploumen van Handel en Hulp. De minister legt hierin uit dat bedrijven de motor zijn van ontwikkeling. De FGG-alliantie en haar honderden partners in ontwikkelingslanden weten uit tientallen jaren ervaringen en een reeks voorbeelden uit de praktijk, dat dit een onjuiste aanname is.
Ploumen neemt nu het initiatief om de kledingindustrie in Bangladesh te verbeteren. Ze kan beter vol inzetten op sociale winst, met name op het gebied van mensenrechten en milieu, door in haar algehele beleid aan te sturen op verantwoordelijk gedrag van Nederlandse bedrijven in het buitenland. De FGG-alliantie blijft tegen bezuinigingen op cruciale onderdelen van ontwikkelingssamenwerking ten gunste van bedrijven.
Eenzijdig stimuleren van het bedrijfsleven voldoet niet
Wat gunstig is voor Nederlandse bedrijven in ontwikkelingslanden is lang niet altijd gunstig voor lokale ondernemers, arbeiders, boer(innen) en het milieu. Nederlandse banken en pensioenfondsen investeren (opens in new window) bijvoorbeeld honderden miljoenen in het Maleisische palmoliebedrijf Wilmar, wereldwijd op grote schaal betrokken bij landroof, milieuovertredingen en illegale praktijken. Dergelijke investeringen zijn zeer nadelig voor echte ontwikkeling. Ploumen kan dit voorkomen door beleid dat mensenrechten daadwerkelijk beschermt.
Zelfregulering blijkt een farce
Sociale winst bij ontwikkeling is een taak van de overheid. Die verantwoordelijkheid kan niet worden overgedragen aan bedrijven. Zoals ontelbare malen blijkt schiet hun zelfregulering ernstig tekort. Alleen al in de kledingindustrie in Bangladesh en Pakistan vielen het afgelopen half jaar duizenden slachtoffers bij branden en instortende gebouwen. Kledingmerken voeren controles (‘social audits’) uit in fabrieken of laten deze uitvoeren door commerciële bedrijven. Dit geeft geen enkele garantie voor het respecteren van arbeidsrechten.
Ploumen heeft afgelopen week aangekondigd in Europees verband het voortouw te willen nemen om de misstanden in de kledingindustrie in Bangladesh aan te pakken. Dit is een goed initiatief, maar verhult een groter probleem waar Ploumens beleid in de huidige vorm onvoldoende antwoord op biedt. De FGG alliantie wil dit voornemen dan ook uitgebreid zien naar andere industrieën waarbij Nederland betrokken is. De prioriteit zou daarbij moeten liggen op bindende nationale en internationale standaarden voor bedrijven om schending van mensenrechten en aantasting van het milieu te voorkomen. Wat verder ontbreekt, en waar de minister voor zou moeten zorgen, is toegang tot klachtenmechanismen en financiële steun om misstanden juridisch aan te pakken. Ook het beruchte voorbeeld van Shell (opens in new window) in Nigeria duidt op dat zelfregulering niet werkt.
Balans
Voor balans tussen Nederlandse bedrijvigheid en de belangen van burgers in ontwikkelingslanden zijn de volgende zaken hard nodig:
- Transparantie (openbaarheid van gefinancierde projecten en hun effecten)
- Accountability (bedrijven juridische aansprakelijk voor schade in ontwikkelingslanden, gedupeerden krijgen toegang tot de Nederlandse rechter, onafhankelijke klachtenmechanismen)
- Safeguards (controle op naleving van standaarden en verdragen inzake mensenrechten en milieu)
- Monitoring (versterken van de ‘watch dog’functie van maatschappelijke organisaties)
Dit zou zeker moeten gelden voor gevallen waarin de overheid bedrijven direct financiert.
Deze balans ontbreekt op dit moment in de visie van Ploumen en dus blijven misstanden bij ‘ontwikkeling’ zoals bij de Barro Blanco-dam in Panama bestaan. De dam heeft tot verdrijving van de lokale bevolking en ernstige milieuschade geleid. De Nederlandse ontwikkelingsbank FMO heeft daar ongeveer 25 miljoen dollar geïnvesteerd(opens in new window) .
Stop perverse belastingconstructies en verdragen
Bedrijven moeten in het buitenland niet alleen rechten maar zeker ook plichten hebben. Brievenbus maatschappijen mogen niet langer profiteren van Nederlandse belastingverdragen nog van Investeringsbeschermingsovereenkomsten. Belastingontwijking moet worden uitgebannen. Nu lopen ontwikkelingslanden elk jaar zo’n 160 miljard dollar mis doordat multinationals belasting ontwijken. Dit is aanzienlijk meer dan de 100 miljard die ze ontvangen aan hulpgelden. Hoe groot de impact van belastingontwijking is op ontwikkelingslanden blijkt wel uit het laatste onderzoek van ActionAid in Zambia. Mede door Nederlandse fiscale regels betalen individuele werknemers van Zambia Sugar, een dochter van de Britse Associated British Food (ABF), in absolute cijfers(opens in new window) meer belasting dan Zambia Sugar, hun werkgever, zelf.
Op dit moment genieten bedrijven vaak een ongewenste machtspositie in ontwikkelingslanden waarin zij investeren. Zij kunnen kostbare claims indienen wanneer wijzigingen in het beleid van die landen, vaak bedoeld om sociale ontwikkeling te stimuleren, voor hen minder winst betekenen. Landen zien daardoor soms zelfs af van wetgeving. In andere gevallen wordt een handvol advocatenkantoren er steenrijk(opens in new window) van. Nederland speelt hierin een grote rol, met name door het grote aantal BIT’s (Bilateral Investment Treaties) dat het zogenaamde ’treaty-shopping’ en het indienen van zoveel mogelijk claims mogelijk maakt.
Coherentie
Minister Ploumen heeft gezegd dat ze haar best gaat doen ervoor zorgen dat onderdelen van haar beleid (en dat van andere ministers) elkaar niet tegenwerken en negatief uitpakken voor ontwikkelingslanden. Maar hoe dat gaat gebeuren is volstrekt onduidelijk. Een goed voorbeeld van een Nederlandse opstelling die zeer nadelig is voor ontwikkelingslanden is het onderwerp biobrandstoffen. Nederland heeft hierop de afgelopen jaren in de EU een zwabberende positie gehad. Na aanhoudende kritiek komt nu pas erkenning voor de risico’s (opens in new window) van ons energiebeleid voor ontwikkelingslanden – zoals excessief landgebruik en stijgende voedselprijzen. Hoewel de nota belangrijke voorbeelden van incoherent beleid opsomt, ontbreken hierop een duidelijke visie en aanpak.
Wat verder ontbreekt
Minister Ploumen heeft in haar visie bijna geen oog voor lokale initiatieven en versterking van organisaties die kunnen waken over goed sociaal beleid in ontwikkelingslanden. Zij wil ook geen duidelijke voorwaarden stellen aan de besteding van het Green Climate Fund van de VN, in het leven geroepen om de gevolgen van klimaatverandering tegen te gaan in zuidelijke landen. Dat zou er voor zorgen dat die gelden bij lokale initiatieven(opens in new window) terecht komt. Verder ontbreken in de visie van Ploumen aandacht voor goed bestuur en het maatschappelijk middenveld.
De FGG-alliantie roept de kamer op om te zorgen dat Ploumens beleid tijdens het komende debat op deze punten aangescherpt wordt. Kijk voor een uitgebreide uiteenzetting van de FGG op het voorgenomen beleid in het beleidsstuk “Balanceren met Handel en Hulp(opens in new window) ”.
*De Fair, Green and Global Alliance is het samenwerkingsverband van Both ENDS, ActionAid, Clean Clothes Campaign, Milieudefensie (Friends of the Earth Netherlands), SOMO en Transnational Institute
Meer informatie nodig?
-
Esther de Haan
Senior Onderzoeker
Partners
-
FGG – Fair, Green and Global Alliance
Related news
-
-
De verborgen schade van groene waterstof Gepubliceerd op:Ilona HartliefGeplaatst in categorie:PublicatieIlona Hartlief
-
ExxonMobil klaagt Nederland aan vanwege sluiten gasveld GroningenGeplaatst in categorie:NieuwsBart-Jaap VerbeekGepubliceerd op: