Direct naar inhoud
laguy2 via CanvaPro

Regulering om CO2-uitstoot te verminderen is de meest effectieve aanpak van klimaatverandering

Mythe: “Het beprijzen van CO2 is de meest efficiënte manier om vervuilers te laten betalen”

Geplaatst in categorie:
Lang lezen
Geschreven door:
Geschreven door: Joanna Cabello
Geschreven door: Ilona Hartlief
Gepubliceerd op:
reading time 5 minutes

SOMO’s serie ‘De ontmaskering van CO2-compensaties‘ ontmaskert acht mythes die door de compensatie-industrie worden gepromoot.

Voorstanders van de CO2-markt beweren:

Voorstanders van CO2-compensatie beweren dat bedrijven geen prikkel hebben gehad om vervuiling mee te nemen in hun kosten-batenanalyses en daardoor hun uitstoot niet verminderen. Ze beweren dat een prijskaartje aan CO2 ervoor kan zorgen dat vervuilers – vooral de grootste – betalen voor hun uitstoot. Volgens deze argumentatie kunnen systemen voor het beprijzen van CO2, als ze goed ontworpen zijn, sterke economische prikkels creëren voor meer klimaatvriendelijke activiteiten. Om dit te bereiken moet vervuiling (zoals CO2-uitstoot) worden behandeld als een meetbare eenheid waarvoor een prijs kan worden betaald.

Reality check:

De winning en verbranding van fossiele brandstoffen veroorzaken de klimaatcrisis, niet het ontbreken van een prijskaartje op CO2. Het idee dat een prijskaartje voor CO2 de klimaatcrisis zal oplossen is gebaseerd op een aantal denkfouten en misvattingen, waarvan we de belangrijkste hieronder behandelen:

1. Betalen voor CO2-kredieten is niet hetzelfde als betalen voor de klimaatgevolgen van de uitstoot van broeikasgassen.

In theorie betekent een ‘prijssignaal’ dat bedrijven en klanten de volledige kosten van een goed of dienst zien, inclusief de kosten van de veroorzaakte vervuiling. De veronderstelling is dat als bedrijven en klanten de volledige kosten weerspiegeld zien in een prijs, dit hun gedrag zal beïnvloeden. Dit gebeurt echter zelden en bedrijven wentelen regelmatig de kosten van vervuiling af op de maatschappij. Stel dat een bedrijf bijvoorbeeld een rivier vervuilt. De werkelijke kosten voor de maatschappij kunnen dingen omvatten zoals het verlies van bestaansmiddelen voor vissers en een grotere vraag naar gezondheidszorg (deze kosten worden vaak ‘externaliteiten’ genoemd). Zelfs een (zeldzame) boete voor de vervuiler zal deze kosten niet dekken.

Bij klimaatverandering omvatten de kosten voor de samenleving massaal verlies van mensenlevens, gevolgen voor de gezondheid en veiligheid van tientallen miljoenen mensen, en verwoeste bestaansmiddelen, huizen en ecosystemen. Aan sommige van deze gevolgen kan een marktwaarde worden toegekend, maar aan veel niet. CO2-kredieten proberen niet eens een prijs te zetten op de gevolgen voor het klimaat van de winning, verbranding of het gebruik van fossiele brandstoffen. Ze geven een prijs aan CO2-moleculen. De gemiddelde prijzen(opens in new window) op de vrijwillige CO2-markt schommelden de afgelopen drie jaar tussen $4,04 en $7,37 per krediet. Vanaf oktober 2024(opens in new window) zijn de prijzen van landgebonden CO2-kredieten op de vrijwillige markt gedaald tot slechts $0,32. De ‘prijs’ die bedrijven betalen voor kredieten komt niet in de buurt van de sociale, milieu- en menselijke kosten van hun CO2-uitstoot in het heden, laat staan van hun decennialange vervuiling in het verleden. De prijs van CO2-kredieten is onbeduidend vergeleken met de enorme winsten van deze bedrijven. Het systeem heeft grote olie- en gasbedrijven er ook niet van weerhouden om nieuwe plannen te maken voor de winning van fossiele brandstoffen.

Verhaalnavigatie met scollable

2. CO2-beprijzing is een perversie van het principe ‘de vervuiler betaalt‘.

Dit principe was oorspronkelijk bedoeld om vervuilers te laten opdraaien voor de kosten van hun vervuiling. Het principe is echter vervormd door lobbyisten uit het bedrijfsleven tot ‘de vervuiler kan betalen om te mogen vervuilen’. In plaats van dat ze boetes en herstelbetalingen moeten betalen die in verhouding staan tot de impact van hun vervuiling, stellen CO2-prijzen bedrijven in staat om ‘vergoedingen’ te betalen voor CO2-kredieten. In plaats van wettelijk verantwoordelijk te worden gehouden voor klimaatschade, hebben vervuilers een permissieve context gecreëerd om ‘legitiem’ te blijven uitstoten. Bovendien komt het geld van de verkoop van CO2-kredieten grotendeels ten goede aan de CO2-compensatie-industrie, die meestal gevestigd is in het Noorden, in plaats van dat de gevolgen van de klimaatvervuiling worden aangepakt.

3. Als de kosten stijgen, worden ze meestal doorberekend aan de klanten.

Het idee dat als bedrijven moeten betalen voor hun vervuiling, de vervuiling zal stoppen, is onjuist(opens in new window) gebleken. De kosten, zoals het kopen van CO2-kredieten, kunnen gewoon worden doorberekend aan klanten. Onderzoek door milieu-adviesbureau CE Delft(opens in new window) bracht een bijzonder flagrant voorbeeld aan het licht: in het kader van het emissiehandelssysteem van de EU werden CO2-vergunningen, die een geldwaarde hadden, gratis aan de staal-, ijzer- en raffinagesector gegeven. Hoewel deze industrieën niet voor de vergunningen betaalden, berekenden ze de vermeende kosten wel door aan de consument. Het onderzoek suggereert dat dit leidde tot onverhoopte winsten van €14 miljard tussen 2005 en 2008, wat ‘een substantiële overdracht van geld van consumenten naar de energie-intensieve industrie’ impliceert.

CO2 beprijzen is niet de meest efficiënte manier om emissiereducties te bereiken

Beleidsmakers verstaan onder ‘efficiëntie’ vaak dat CO2-compensaties de beste emissiereducties opleveren tegen de laagste kosten. Talloze onthullingen lieten echter zien dat compensaties vaak niet werkelijk vermeden, verwijderde of gereduceerde uitstoot vertegenwoordigen. Wetenschappelijke onderzoekers, journalisten en maatschappelijke organisaties berichtten de afgelopen jaren over spookkredieten, overschattingen van CO2-verminderingen en andere ernstige problemen.

Bovendien zijn CO2-compensaties een ineffectieve en onrechtvaardige manier om middelen toe te wijzen. Het meeste geld in de compensatie-industrie vloeit tussen de bedrijven in de sector. Beleggers en makelaars nemen bijvoorbeeld naar schatting een derde(opens in new window) van het geld dat wordt verdiend met CO2-kredieten in beslag. Er is een wijdvertakte nevenindustrie ontstaan, met onder meer bedrijven die de CO2-kredieten beoordelen, gegevensleveranciers en bepalers van CO2-voetafdrukken. Ze verdienen allemaal geld. Wat overblijft voor de uitvoering van de CO2-compensatieprojecten en de ondersteuning van getroffen gemeenschappen is slechts een klein deel van het geld dat in het systeem circuleert.

Er is geen reden om te beweren dat CO2-compensaties de klimaatverandering efficiënt aanpakken of de uitstoot verminderen… dus waarom blijft deze misvatting bestaan? Misschien omdat het een zeer effectieve manier is om de economische status quo te behouden en industrieën die fossiele brandstoffen gebruiken te helpen om kortetermijnwinsten te blijven maken ten koste van mensen en het klimaat.

CO2-beprijzing herhaalt falend beleid

De eerste grote ‘vervuilingsmarkt’ was geen CO2-markt, maar een systeem voor de handel in zwaveldioxide (SO2)(opens in new window) , in 1990 opgezet als onderdeel van de Amerikaanse Clean Act Amendment. De redenering was echter hetzelfde; de markt zou het goedkoper maken om de SO2-uitstoot te verminderen. In dit geval betaalden de vervuilers niet echt voor de vergunningen; de vergunningen werden gratis uitgedeeld en werkten in feite als subsidies. Bedrijven ontvingen zoveel vergunningen dat ze deze jarenlang achter de hand konden houden en door konden gaan met vervuilen. In dezelfde periode reguleerden de Europese Unie(opens in new window) , Japan(opens in new window) en China(opens in new window) fabrieken wél rechtstreeks om SO2 te verminderen, met zichtbaar snellere resultaten(opens in new window) dan de VS. Toch werd het mislukte Amerikaanse handelssysteem op de een of andere manier het model voor het wereldwijde klimaatbeleid. Hoe was dat mogelijk?

Het antwoord ligt in de geopolitieke invloed van de VS. Bij de eerste VN-klimaatovereenkomst, waarover in 1997 in Kyoto werd onderhandeld, stonden de meeste landen sceptisch tegenover het opnemen van een handelssysteem voor CO2. De Amerikaanse delegatie, geleid door de (opens in new window) toenmalige vice-president Al Gore(opens in new window) , drong echter aan op het creëren van een CO2-markt(opens in new window) en dreigde zelfs om zich uit de onderhandelingen terug te trekken als de handel in CO2 niet werd geaccepteerd. Andere landen bezweken onder de druk van de VS. De VS besloten zich in 2001 terug te trekken uit het Kyoto-protocol. De handelstekst was toen al in de tekst opgenomen.

Ondertussen zegen Europese bedrijven de financiële mogelijkheden van de handel in CO2, evenals de mogelijkheid om andere soorten regelgeving in de regio te voorkomen of te ondermijnen(opens in new window) . Ze organiseerden zich in lobbycoalities(opens in new window) met directe toegang tot de Europese Commissie. Dit maakte de weg vrij voor de oprichting van het EU-emissiehandelssysteem (ETS), dat werd geprezen als de meest kostenefficiënte manier om de Europese economie CO2-arm te maken. In navolging van het SO2-handelssysteem in de VS kregen bedrijven in de beginfase van het ETS gratis vervuilingsvergunningen. Ze konden deze verhandelen, wat onverhoopte winsten(opens in new window) opleverde voor enkele van de grootste vervuilers in Europa(opens in new window) . Ook hier werd het systeem geplaagd(opens in new window) door een grote hoeveelheid ‘overtollige credits’ die bedrijven jarenlang konden oppotten terwijl ze geen actie ondernamen om hun uitstoot zinvol te verminderen.

Ondanks historische precedenten en het ontbreken van enige geloofwaardige onderbouwing dat ‘CO2-tarieven’ effectief bijdragen aan het terugdringen van de uitstoot, blijft het concept bestaan. Dit is grotendeels te danken aan de aanhoudende lobby van bedrijven bij beleidsmakers. In de klimaatbeleidsprocessen legt het alom aanwezige bewijs het wereldwijd af tegen ideologie.

In een notendop

Het idee dat een prijskaartje voor CO2 of CO2-kredieten kan helpen om klimaatverandering aan te pakken is ongegrond. CO2-kredieten zetten geen prijs op de gevolgen voor het klimaat van de winning, de verbranding of het gebruik van fossiele brandstoffen. Ze geven een prijs aan CO2-moleculen zodat ze kunnen worden verhandeld. Dit heeft een systeem gecreëerd waarin industrieën kunnen ‘betalen om te mogen vervuilen’ en zaken kunnen blijven doen zoals ze gewend zijn. De geschiedenis laat echter zien dat de effectiefste manier om vervuiling aan te pakken is om strenge regels op te leggen die industrieën dwingen hun uitstoot te verminderen.

Wat is het alternatief? Lees meer aan het einde van deze serie hoe je buiten de ‘compensatiebox’ kunt denken.

Meer uit de blogserie

Meer informatie?

Op de hoogte blijven?

Meld je aan voor onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte van nieuw onderzoek naar de macht van bedrijven.