Responsible disengagement from coal as part of a just transition

Dit rapport behandelt ‘responsible disengagement’ en ‘rechtvaardige energietransitie’  in de context van de steenkoolmijnen in Cesar, Colombia, waar ernstige en onopgeloste schendingen van de mensenrechten verweven zijn met de afhankelijkheid van mijnbouw als bestaansbron voor hele gemeenschappen. Wat zijn in Cesar en soortgelijke contexten de rollen en verantwoordelijkheden van mijnbouwbedrijven wanneer zij zich terugtrekken? Wat zijn de verantwoordelijkheden van energiebedrijven die decennialang van de steenkoolmijnen in Cesar hebben geprofiteerd? De antwoorden op deze complexe vragen hebben grote gevolgen voor werknemers, gemeenschappen, ondernemingen en regeringen over de hele wereld.

De regio Cesar in Colombia is het toneel geweest van ernstige mensenrechtenschendingen, waaronder de gedwongen verplaatsing van gemeenschappen voor de ontwikkeling van steenkoolmijnen door paramilitaire groeperingen in de jaren negentig en na 2000. Terwijl de paramilitairen zich schuldig maakten aan deze schendingen, startten twee mijnbouwbedrijven – Drummond en Prodeco/Glencore – hun activiteiten op en breidden deze uit. SOMO’s analyse van de OESO-richtlijnen zoals toegepast op dit geval leidt tot de conclusie dat deze bedrijven “bijdragen” aan de voortdurende impact van deze schendingen.

Verschillende Europese energiebedrijven hebben herhaardelijk aanzienlijke aankopen gedaan van steenkool uit de Cesar-mijnen voor de opwekking van elektriciteit in hun centrales. SOMO stelt dat de relatie tussen deze ondernemingen en de gedwongen verhuizingen is verschoven van een aanvankelijk ‘rechtstreeks verband’ via hun relatie met Drummond en Prodeco/Glencore naar een ‘bijdragende’ relatie.